Eerste selectie club

Maandag ontvingen we het verdrietige bericht dat Kees Rijvers is overleden. Kees Rijvers, erelid en oud-trainer van FC Twente, is 97 jaar geworden. Rijvers was tussen 1966 en 1972 hoofdtrainer in Enschede en was van 1986 tot 1989 Technisch Directeur bij FC Twente. Kees Rijvers is de sportieve grondlegger van FC Twente. In 2000 kozen de supporters Rijvers tot trainer van de eeuw en in 2019 werd hij benoemd tot erelid van de club.

01 v2

Ter gelegenheid van het 50-jarige bestaan van FC Twente verscheen een special Jubileumboek. Hiervoor keek Gijs Eijsink met oud-spelers Benno Huve, Issy ten Donkelaar en de inmiddels overleden Piet Schrijvers terug op de jaren van Kees Rijvers bij FC Twente.   

02 v2

Vanuit het restaurant van de sporthal Het Diekman kijkt een drietal oud-profs van FC Twente verwonderd rond. Op de automatische piloot zijn ze naar de locatie gereden waar ze jarenlang hun werk hadden als voetballer, waar ze dagelijks hun talenten ontwikkelden, waar ze hun wedstrijden speelden. Het was hun tweede huis. ´Hoe vaak ben ik hier geweest, heb ik hier getraind en wedstrijden gekeept?’ vraagt Piet Schrijvers zich af. ‘Wat gebeurt er in die gebouwen daar?’ wil Issy ten Donkelaar weten en wijst naar de plaats waar zich ooit de hoofdingang van het stadion bevond. Benno Huve zoekt met zijn rechterwijsvinger de plekken waar vroeger de doelen stonden en ze bekijken de grote sporthal  op de voormalige parkeerplaats.
Ze zijn allang niet meer op deze historische grond geweest. Huve woont in het naburige Usselo, Ten Donkelaar iets verder weg in De Lutte en Schrijvers heeft Ermelo als thuisbasis. ‘Sinds Twente aan de andere kant van de stad speelt, had ik hier niets meer te zoeken’, zegt Ten Donkelaar. Zijn twee oud-collega’s zijn ook na lange tijd weer eens terug op het Diekman. ‘Ik woonde als kind aan de straat die hierlangs loopt, de Van Deinselaan’, zegt Huve. ‘Ik ben ballenjongen geweest bij Sportclub, heb mannen als Abe Lenstra, Gerrit Voges, Willem Busschers en Joke Weustink de bal toegegooid die over de sintelbaan weg gestuiterd was. Maar ik kom hier al tijden niet meer. Ik ken het niet terug, alleen die karakteristieke muren bij de ingang staan er nog steeds.’ Schrijvers vraagt of de trainingsvelden er nog liggen. ‘Die zijn er nog’, weet Ten Donkelaar. ‘Daar huist nu de amateurclub Zuid-Eschmarke.’

03 v2

Tijd voor het hoofdonderwerp van gesprek, Kees Rijvers. We gaan bijna 50 jaar terug in de tijd, terug naar het tweede deel van de jaren zestig. De oud-international is naar FC Twente gekomen om de fusieclub na een roerig jaar om te vormen tot een stabiele eredivisionist. Het zal hem lukken, net als de transformatie van anonieme voetballers tot waardevolle profs. Schrijvers, Ten Donkelaar en Huve kunnen erover meepraten en met hen tientallen anderen uit de regio of uit het land.
Ten Donkelaar en Huve groeien op bij Sportclub Enschede, maar bloeien op bij FC Twente. Schrijvers is tweede doelman bij DWS, wordt in 1968 naar FC Twente gehaald en ontwikkelt zich tot een bijkans niet te passeren sluitpost. ‘Toen we hoorden dat Rijvers onze trainer zou gaan worden, was ik op voorhand al heel tevreden’, zegt Ten Donkelaar.

‘Donenfeld werd in 1965 onze trainer, maar dat stelde niks voor. In het begin liep het nog even redelijk, maar het werd steeds minder. Rijvers was een topvoetballer geweest. Iedereen kende hem. Hoeveel interlands had hij wel niet achter zijn naam staan. Ik verwachtte dat hij ook een goede trainer zou gaan worden. Ik vond het een goede keuze van het bestuur’, weet hij zich nog goed te herinneren. De voormalige rechtsbuiten die door Rijvers zou worden omgeschoold tot back, vertelt hoe hij bij Sportclub Enschede met Donenfeld als trainer in 1964 nog bijna kampioen was geworden. ‘We speelden met veel ervaren jongens, dat scheelde toen wel. Als we niet van DWS verloren hadden, waren wij het geworden. Maar DWS was te sterk  met mannen als Israël, Geurtsen, Temming en Daan Schrijvers. Ze hadden louter full-profs. Er zaten 30.000 mensen in het Olympisch Stadion.  Een paar weken later waren zij kampioen, PSV eindigde als tweede en wij als derde. Als we toen een coach hadden gehad met een goed tactisch plan en met overtuigingskracht, hadden wij het gehaald.’
Huve schetst zijn situatie als jonge speler. ‘Kalle Oranen en ik hadden bij Sportclub een jeugdcontract, maar Donenfeld keek niet naar ons om. Hij liet ons dagelijks rondjes lopen. Rijvers kwam op een ideaal moment bij FC Twente binnen. Hij stond er blanco in. Ik weet nog dat hij Bulatovic liet vertrekken. Dat was een enorm goede voetballer, maar was geen teamspeler. Hij verdiende het meest van allemaal, maar gaf nooit een bal af. Rijvers had dat gauw gezien. Hij zag meteen waar het wrong in deze selectie.’
Ook Ten Donkelaar vertelt hoe groot het verschil was tussen de werkwijze van Donenfeld en Rijvers. ‘Alles was beter. De benadering van de spelers, de training, de coaching. Rijvers had veel meer oog voor de speler zelf. Als er problemen waren in de selectie zag Donenfeld het niet of loste het niet op, Rijvers wel. Hij stond er tussen en voelde meteen wat er loos was met jou of met de groep. Je kon ook altijd terecht bij hem.’

rijvers op schouders

De trainer Rijvers heeft in 1966 bij zijn entree bij FC Twente een korte periode als assistent-trainer gefungeerd bij Willem II onder Jaap van der Leck. Daarvoor had hij een jaar de amateurs van TSC getraind. Als voetballer had hij jarenlang op het hoogste niveau gespeeld in Frankrijk en tussendoor nog meer dan honderd wedstrijden voor Feijenoord, 33 keer droeg de binnenspeler het Oranjeshirt.
‘Daardoor was Rijvers een pure topsporter. Hij vertelde me ooit dat hij bij Feijenoord zijn eigen eten had. Dat vond hij beter dan de voeding die de meeste jongens tot zich namen’, vertelt Ten Donkelaar.
Rijvers blijkt in die jaren zestig al gauw een echte vakman te zijn. Het drietal heeft een kleine vijftig jaar later geen enkele moeite zijn sterke en minder sterke kanten te analyseren.
Huve: ‘In tactisch opzicht was hij begaafd.  Hij kon vooruitkijken. Hij zag aankomen wat er zou gaan gebeuren. Van de tegenstanders wist hij alles. Hij ging zelf kijken en als hij niet in de gelegenheid was, liet hij Spitz Kohn of een ander gaan. Hij liet niet zomaar iemand gaan, want hij was ook erg wantrouwig.’
Ten Donkelaar: ‘Rijvers kende alle slimmigheden van de tegenstander. Dat was nieuw voor ons. Het tactisch plan waarmee wij de wedstrijd ingingen, klopte altijd. Ik snapte het soms niet eens. Dan begreep ik het pas na de wedstrijd.’
Schrijvers: ‘Rijvers begon altijd achterin. De organisatie was heilig. Die moest kloppen, daarna volgde de rest.
Ten Donkelaar: ‘Supporters moesten op een afstand blijven. Hij was altijd bang voor infiltranten. Misschien zouden ze spelers kunnen beïnvloeden. Daar was hij bang voor.’
Schrijvers: ‘Van keepen wist hij niet veel. Spitz moest het doen. Van hem kreeg ik prima trainingen. Hij had een goede trap. Alle facetten werden doorgenomen. Ik trainde twee keer individueel met hem en twee keer met de groep.’
Huve: ‘Ik weet ook nog dat ons vaak liet werken aan de mindere punten. Je had je vooral op straat ontwikkeld en daarom moest dat van hem. Er viel nog veel te verbeteren.  En hij kon alles voordoen. Zelf was hij buitengewoon technisch begaafd. Soms deed hij mee. Dan zag je zijn klasse. Met die korte beentjes kwam je niet aan de bal. Hij draaide altijd zijn kont erin.’
Schrijvers: ‘Hij coachte rustig, analyseerde het spel zoals het zich ontrolde. Elke opmerking die hij maakte, was raak. Als hij iets veranderde, klopte dat. Hij liet je merken dat hij vertrouwen had in de goede afloop. Hij speelde altijd met dezelfde basis.’
Huve: 'Als ik klachten had, zei hij dat ik op zeventig procent moest gaan spelen.’
 Schrijvers: ‘Jan Jeuring kreeg soms de opdracht wat minder hard te werken. “Blijf maar wat hangen”, zei hij dan. Dan ben je scherper als het erop aankomt.’
Ten Donkelaar: ‘De trainingen kon je uittekenen. Die waren altijd hetzelfde. Maandags uitlopen, op woensdag interval, donderdag altijd tactische training en vrijdag partij met het elftal waarmee hij wil gaan spelen.  De voorhoede tegen de achterhoede.’
Huve: ‘Dick van Dijk moest altijd zuigen, moest altijd etteren tegen mij. Ik kreeg vaak de midvoor of spelmaker van de tegenpartij als tegenstander. De spelmaker was altijd voor mij. Als hij gaat pissen, ga jij ook pissen, zei Rijvers altijd.  Cruijff had een hekel aan mij. Dan hoorde je hem iets roepen over die rooie van Twente.’

Kees Rijvers portret 11 v2

Ten Donkelaar: ‘Op maandag begon de volgende wedstrijd al. Hij liet je al meteen weer nadenken over de nieuwe tegenstander. Dat was ook compleet nieuw voor ons. Dan vroeg hij: “Jouw man zondagmiddag komt vaak binnendoor. Hoe denk je dat je dat oplost?” Hijzelf had er allang over nagedacht en stuurde je dan precies het straatje in waar hij jou wilde hebben. Hij dacht in zones, hoewel hij ook af en toe koos voor persoonlijke dekking. Ging ik naar voren, dan had hij precies geregeld wie dat gat ging dichten.’

Het eerste seizoen onder de nieuwe trainer begint met nul overwinningen na zes wedstrijden. Twee gelijke spelletjes is de karige oogst van de beginfase. Rijvers tast de selectie af, hij is aan het bouwen, het moet even passen. Het komt allemaal goed. FC Twente eindigt het eerste Rijvers-jaar als dertiende en verjongt de ploeg. Mannen als Dais ter Beek, Job Hoomans, Ruud Vondeling en Egbert ter Mors vertrekken, Eddie Achterberg, Kick van der Vall en Dick van Dijk nemen hun plaatsen in. Weer een jaar verder volgen Kees van Ierssel en de Hongaar Antal Nagy. In 1970 versterkt de tweeling Willy en René van de Kerkhof de groep, Hij profiteert van de kennis en handelsgeest van manager Henk Olijve, maar beslist zelf of hij een mogelijke kandidaat in de selectie wil hebben. Voorzitter Cor Hilbrink heeft altijd het laatste woord. Een seizoen later volgen Piet Schrijvers, Henk Houwaart, René Notten en Flip Stapper.

Het drietal ex-profs weet zeker dat Rijvers met iedere nieuweling een bepaald plan had, want dat had hij volgens hen met alles. Hij trok jongens uit het westen aan die met de Tukkers een ideale mix konden vormen. Huve: ‘Er kwam een portie branie in de groep. Ik voetbalde in de jeugd al tegen Achterberg. Hij kneep me overal. Het was een enorme lastpost.’
Ten Donkelaar: ‘Bij Piet Schrijvers moest een tegenstander uit de buurt blijven, anders kreeg hij een beuk. Dick van Dijk had hij gezien bij Jong Oranje. Die moest doelpunten gaan maken. Van der Vall kende hij van Feijenoord en hij wist dat Kick daar niet gelukkig was, omdat hij niet altijd speelde. Dus werd hij betrokken in de verkoop van Paja Samardzic. Houwaart was een fijne gozer en een geweldige speler. Maar hij beïnvloedde de andere spelers en moest weg. Al was je nog zo goed, als je Rijvers doorhad dat je niet leefde voor je sport, kon je gaan. Dat gold ook Flip Stapper. Hij mocht ook vertrekken.’
Schrijvers: ‘Op dinsdag of woensdag moest ik hem ophalen. Daar had hij ook een bedoeling mee, want dan wist hij al gauw wat er speelde. Dan vroeg moeder Rijvers: “Heb je al koffie gehad? Nee? Pa, we gaan eerst koffie drinken”, zei ze dan tegen hem.’

Kees Rijvers 12

Ten Donkelaar: ‘Een plan om een individuele speler beter te maken, had hij niet. Aan individuele training deed hij niet. Daar was geen tijd voor. Hij maakte het team beter en daardoor iedere speler. Daarbij liet hij zich niet beïnvloeden door wie dan ook. Ik herinner me dat onze masseur Jan Steenbeke meende Theo Pahlplatz te moeten vertellen hoe hij had moeten voetballen in een bepaalde wedstrijd. Rijvers stuurde hem meteen weg.’
Huve: ‘Hij hield ook van een vast levenspatroon. Hij was ervoor dat de spelers snel zouden trouwen en kinderen krijgen. Ik was 22 jaar toen ik trouwde. Hij hamerde erop dat spelers serieus leefden. Toen er een baby op komst was, mocht ik naar huis.’
De anekdotes gaan over de tafel. Huve gaat terug naar legendarische 5-1 overwinning op Ajax in november ’68. ‘Dat was een droom. Ik weet nog dat er na de wedstrijd wel twintig man bij ons thuis in de kamer zat. Ze bleven maar napraten, zo enthousiast waren ze. Ze waren allemaal door en door nat, het vloerkleed dreef in de kamer, maar ze bleven nog uren zitten. Mijn schoonmoeder was die dag jarig, maar de mensen feliciteerden mij in plaats van haar.’ Ten Donkelaar vat de wedstrijd samen met de conclusie dat FC Twente die middag Ajax-voetbal speelde. Schrijvers heeft de smoor in het enige Ajax-doelpunt en merkt op dat het 9-1 was geworden als Jan Jeuring de kansen die hij kreeg benut had.
Feit is wel dat de eclatante zege in 1968 goed is voor de status van de jonge club. Iedereen heeft het erover. ‘We konden niet meer gewoon over straat’, zegt Huve.
Anekdotes. De trip naar het Turkse Eskisehir in het najaar van 1970 waarbij de delegatie van FC Twente per bus van Istanbul naar de plaats van bestemming moet reizen. Meer dan 325 kilometer. De foto van Jacques Bos, de Twentse kok, die naast de bus biefstukken aan het bakken is, gaat heel Europa door. De wedstrijden  tegen het gelouterde Juventus worden aangeroerd. Huve meldt dat Helmut Haller, de Duitse aanvaller van de Italianen, hem tijdens de wedstrijd continu bespuugd had. ‘De kwijl liep langs mijn hoofd, maar we gingen niet aan de kant.’
Het trainingskamp in het Duitse Rühpolding waarmee Rijvers het carnaval wil ontlopen. Daar gaan collega’s van het drietal uitgebreid stappen, krijgt Rijvers ruzie met topscorer Dick van Dijk en valt de groep in twee kampen uiteen. ‘Dat was een fout van Rijvers’, zegt Huve. ‘Er lag twee meter sneeuw. We konden niks doen. Alleen wandelen. Daar verspeelden we het kampioenschap.’
Ten Donkelaar noemt een medespeler uit het eerste Rijvers-jaar, Paja Samardzic. ‘Hij had een afdraaiende wereldvoorzet. Zijn passeerbewegingen binnendoor en buitenom waren enorm effectief. In de winterstop ging hij naar Feyenoord. FC Twente beurde meer dan een half miljoen gulden, kon er schulden mee aflossen en kreeg Kick van der Vall er nog bij voor dat geld. Ook Dick van Dijk en Eddy Achterberg werden van dat geld gekocht. Dick kostte 75 000 gulden en Eddy 50 000’, aldus Ten Donkelaar die zich ook nog de proeftraining van Uwe Blotenberg herinnert. ‘Dat gebeurde op maandagmorgen. Hij was de topscorer van de eerste divisie en moest op een maandagmorgen duelleren met Willem de Vries. Maar dat was nooit de beste dag van Willem. Uwe kopte alles raak en kreeg een contract.’

J5A0599

Leuk is ook het verhaal over de bijnaam ‘Blacky’ van René van de Kerkhof. Die ontstaat medio 1969 het Bredaase Mastbos, waar Rijvers regelmatig een trainingskamp belegt. ‘Die Kerkhofjes konden enorm lopen’, vertelt Ten Donkelaar. ‘Dan hadden we ’s ochtends om 8 uur een bosloop en renden zij er meteen vandoor. Ze kwamen al onder de douche vandaan, als de rest aankwam. We hebben René toen ingesmeerd met zwarte schoensmeer. Als jij nog één keer….. Het was inderdaad afgelopen.’

De periode Rijvers is bepalend geweest voor de toekomst van de club. Hij leidt FC Twente vlot en effectief naar de top van de eredivisie. Het drietal hoeft niet na te denken over een paar pakkende slotwoorden. Schrijvers: ‘Rijvers is klein van stuk, maar is een groot mens. Hij was een toptrainer.’
Huve: ‘Waar was FC Twente geweest zonder de verstandige inbreng van Rijvers?’
 Issy ten Donkelaar noemt de periode Rijvers de mooiste tijd van zijn loopbaan. De ontboezeming van de voormalige back is enigszins opzienbarend, want hij was tegen de fusie van Sportclub en Enschedese Boys. ‘Omdat Sportclub een begrip was. Ik had nooit gedacht dat de fusie een succes zou worden. Binnen enkele jaren speelden we in de top van de eredivisie en reisden we Europa door. Daarin had voornamelijk Rijvers de hand. Na het eerste jaar met Donenfeld had niemand er nog vertrouwen in. Het was haat en nijd. Toen kwam Rijvers. Die keuze van het bestuur was goud waard. Hij is de enige echte grondlegger van FC Twente.’

Tekst: Gijs Eijsink
Uitgave: 50 jaar FC Twente 

Subscribe to the FC Twente newsletter